Dik Trom en de brief uit het kabinet

Ik heb vernomen dat het zondag fris is geweest in Hoevelaken. Het vakantiehuisje is erg leuk. Het is voorzien van een koelkast en groot gasstel. Domburg is ook niet ver verwijderd van ons huisje.

De schrijver lijkt een al wat oudere man, vormelijk, keurig, saai. Nee dus, ik ben het zelf.

Deel dit blog

Het zijn regels uit de eerste brief die ik ooit schreef, in 1969, ik was dertien jaar oud. Ik schreef ‘m op mijn eerste vakantieadres, ik mocht mee met mijn neef en zijn ouders.

Ik was de brief allang vergeten. Bij het leegruimen van ons ouderlijk huis duikt hij ineens op. Hij ligt onder een stapel ansichtkaarten in de la van het kabinet. Mij verbaast vooral de taal die ik gebruik. Ik heb vernomen, voorzien van, niet ver verwijderd…
Even verder staat: En hoe gaat het met jullie? Fijn weer gehad? Heeft pa nog kans gezien met het mooie weer het hooi van de polder binnen te halen?

Kans gezien het hooi binnen te halen…??? Dat is toch geen taal van een dertienjarige? Daar had toch iets moeten staan als: ‘Hé ouwe, ben je nu eindelijk eens klaar met dat gehooi en geklooi in de polder?’ Waar komt die vormelijke ouwemensentaal vandaan?

Even later passeert tijdens het leegruimen een ander pronkstuk uit mijn jeugd: Uit het leven van Dik Trom, van C. Joh. Kieviet. Dit boek heb ik letterlijk stukgelezen. Op het kaft zit dat bijzondere kind – ‘want dat is-ie’ – achterstevoren op de ezel. Zo’n brok jeugdsentiment leg je niet zomaar terzijde. Ik lees. En ineens snap ik waar mijn vormelijke taal vandaan komt. De eerste zin is meteen raak: ‘Moeder was ziek; al sedert vier dagen had zij hevige koortsen, die haar dwongen het bed te houden.’

Dik Trom is geen gewone jongen. Ik lees: ‘Schreeuwen, wat andere kinderen blijkbaar voor een aangename tijdkorting houden en waarin velen van hen het soms buitengewoon ver brengen, vond hij volstrekt niet aardig, ja, hij scheen het zelfs beneden zijn waardigheid te vinden.’

Dus zo spraken de kinderboekenschrijvers hun jonge lezers toe. Niks Jip-en-Janneke. Niks ‘op de knieën’ om de jonge doelgroep aan te spreken.

Dus zo spraken de kinderboekenschrijvers hun jonge lezers toe. Niks Jip-en-Janneke. Niks ‘op de knieën’ om de jonge doelgroep aan te spreken. Aan de astronomische verkoopcijfers van Dik Trom valt af te lezen dat de kinderen geen moeite hadden met de volwassen en verheven taal. Uiteindelijk vindt ieder kind al schrijvend en sprekend zijn weg.

Het einde van de brief aan mijn ouders doet vermoeden dat het met mijn taalgebruik later wel eens een andere kant op kan gaan. Na iedereen de groeten gedaan te hebben, besluit de brief met: ‘Bij leven en welzijn tot weerziens. De ballen!!!’

Ben Tekstschrijver

Deel dit blog

Reacties Geef een reactie

  1. Geweldig!

    Ja Dik Trom, we vochten erom voor de bibliotheekkast achter in het leslokaal van de lagere school. Wie met zijn sommen of taalles klaar was, mocht een boek pakken en vrijdagmiddag nam je er een mee naar huis. Onderweg naar huis verkneukelde ik me al op de komende kostbare uren.

    Alleen dit archaïsche werkwoord kan mijn gemoedstoestand echt weergeven: verkneukelen! ’s Avonds mocht ik tot 20.00 uur in bed lezen en dan moest het licht uit. In de deur van mijn slaapkamer zat een raampje van gebobbeld glas en zo kon mijn moeder onderaan de trap zien of het licht nog brandde. Daarom nam ik een houten kegel mee naar bed, die ik als een tentpaal onder de dekens oprichtte. Met mijn zaklantaarn las ik dan het boek in één ruk uit. Zalige uurtjes!

    Geboren ben ik in Twente in het hartje van de textielstreek. In de kantine van de Koninklijke Stoom Weverij werden af en toe films vertoond. Als Dik Trom op het programma stond, was de zaal afgeladen vol met kinderen. De kwaliteit van de films was miserabel, uiteraard zwart-wit, geen geluid, schokkerige beelden en af en toe een breuk. Het maakte ons niets uit en ademloos keken wij met open mond naar Diks spannende avonturen, met nu en dan een oorverdovend gejoel als veldwachter Flipse weer eens flink te pakken genomen werd.

    Schön ist die Jugendzeit, sie kommt nicht mehr!

  2. Mooi en apart verhaal. Er zit wat in, dat van dat Jip-en-Janneke-taalgebruik, maar tijden veranderen en de taal dus ook.

  3. Veel mensen zijn gebaat bij complexiteit. Vaak is hun bestaansrecht daarop gebaseerd. Taalgebruik moet vooral helder zijn en de kern raken. Einstein zei al ‘If you can’t explain something simply, you don’t understand it well.’

  4. Mooi weer, je decemberblog. Dit doet mij denken aan een anekdote uit mijn ex-schoonfamilie.

    Toen mijn eerste echtgenoot een jaar of tien was, was hij een keer in plaats van naar school een dagje naar de vissenwinkel gegaan. Daar kon hij uren gebiologeerd naar het koudbloedige gewemel kijken. Maar voor de volgende dag moest er wel een probleempje worden opgelost. Gelukkig kon hij het handschrift van zijn vader feilloos nabootsen. De tekst van het briefje luidde:

    Beste meester,
    Martin kon gisteren niet komen daar hij ongesteld was.

  5. Even een reactie vanuit het polderdorp waar Dik nog dagelijks achterstevoren op zijn ezel zit. Dat beeld, inmiddels weer terug op het marktplein na diverse omzwervingen vanwege allerlei bouwactiviteiten, viel ons vanaf het begin dat we hier woonden al op. Vanwege de mooie link naar de kinderboeken die we onze kinderen gingen voorlezen in het pro-Potter stadium.

    Leuk om je blog op deze kerstmiddag te lezen. Ik wens je succes met het verzinnen van een volgend leuk verhaal.

  6. PS: Van Peter Elders ontving ik op 7 januari 2016 een artikel uit de plaatselijke krant van Hoofddorp over de honderdste sterfdag van Dik Trom, met een mooie foto van het beeld dat daar van hem op het plein staat. Dik Trom blijft actueel.

  7. Leuk verhaal weer man.

    Ik ben het met je eens, je brief heeft een beetje dezelfde stijl als de opstellen die we toen op school schreven. (We schelen niet zoveel in jaren). Die hadden ook een heel hoog ‘En toen dit….. en toen dat’- gehalte. En ook zeer spannende titels: ‘Ons bezoek aan de dierentuin’, ‘Een spannende dag in het bos’ en uiteraard ‘Een droom die bijna uitkwam…’
    Wie heeft er niet op zitten zweten op dat kleine zolderkamertje? Ach, zo hebben we (mag ik je collega-schrijver noemen?) het toch allemaal geleerd.

    En nu? We leven anders, we spreken (toetsen) anders en we praten anders. De veranderingen houden jij en ik niet tegen en dat moeten we ook absoluut niet willen.

    Maar, als ik dan toch een vergelijk met die ‘goede’ oude tijd mag maken: ik zou wel weer eens willen dat kleine kinderen het verschil tussen ‘u’ en ‘jij’ weer eens kenden, beheersten. Niemand hoeft u tegen me te zeggen, maar als het tijd voor ‘jij’ is laat ik dat wel weten. Toch?

    Ik ben net drie uurtjes terug uit ‘my good old Ireland’ (heerlijk kerst gevierd met de familie in Cork), en dat doet me denken aan de tijd dat ik mijn schoonouders voor het eerst ontmoette. Ik had nog geen drie zinnen met hen gewisseld en ik kreeg ter plaatse het idee dat ik ongegeneerd met hen zat te jij-en en te jouwen. En dat terwijl ik geen keuze had: ‘you’ is jij en u tegelijk. En al sprak ik het uit met een hoofdletter, het klonk allemaal hetzelfde.

    Later heb ik er om kunnen lachen en sprak ik hen inmiddels aan met Mary en Eugene. Ze leven niet meer, maar de herinneringen blijven.

    Nogmaals dank voor je mooie verhaal en om een beetje in die opstel-stijl van de lagere school te blijven (Wat we op onze vakantie deden) heb ik nog een leuke videotip voor je (en je lezers): de onnavolgbare Schot Billy Connelly in ‘What we did on our holiday’.

    Geweldig leuk, humor met een knipoog en een traan. Met Connolly in een toprol! Een aanrader, echt!

    Het ga je goed.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *