NEE, geen verkopers aan de deur

Hoe een verkoper aan de deur me beet hadIk heb het niet zo op verkopers aan de deur. Hun inkomsten zijn gebaseerd op een harde bonuscultuur (de verdiensten lopen harder op naarmate ze meer verkopen) en ze zijn getraind om ‘het gesprek gaande te houden’.

Deel dit blog

Mijn zoon wierf een half jaar op straat donateurs voor Kika. Hij kreeg het advies af te stappen op trieste, wat lelijke meisjes die op een uitgaansavond, als het licht aangaat, nog geen belangstelling van een jongen hebben. Zeg tegen zo’n meisje dat haar haar leuk zit en ze wordt zo week als boter.

Het groepje kinderen die nu op mijn stoep staat, heeft deze training niet gehad. Drie meter achter hen staat de juffrouw.
‘Meneer, wilt u deze appel en dit ei ruilen voor iets?,’ zegt het voorste jongetje bedeesd. ‘Wat u ons ervoor geeft, verkopen wij op Koningsdag. De opbrengst is voor onze school.’
Onder de trap staat een stapel oud speelgoed, ik pak een Disneyhuisje dat bovenop ligt. Ik weet dan nog niet dat dit het geliefde Winnie the Pooh-huisje is van mijn jongste dochter. Ze wordt nog kwaad als het huisje ter sprake komt.
‘Bedankt meneer,’ zegt het jongetje.
Ik steek mijn hand uit om de appel en het ei aan te pakken. ‘Ho, ho, ho…,’ zegt de juffrouw op de stoep. ‘Het is óf de appel óf het ei.’

Deze ervaring neem ik mee als ik weer naar de bel loop. Voor me staat een stevige vrouw, korte broek, wandelschoenen, zwarte map onder de arm. Ze ziet mijn afwerende houding en zegt: ‘U hoeft niet van me te schrikken hoor?’
‘Ik schrik altijd als onder etenstijd iemand met een map onder de arm aanbelt,’ zeg ik. ‘Dan komen ze energie verkopen of zo. Ik heb geen behoefte aan…’
Ze laat me mijn zin niet afmaken, weet dat ze het gesprek gaande moet houden. ‘Ik zoek de hoofdbewoner van nummer 12, de heer De Graaf, dat bent u volgens mij.’ Ze strekt haar hand naar me uit.

Haar gezicht verstrakt. ‘Nou, ik ben toevallig wel je nieuwe buurvrouw’, zegt ze, ‘maar oké, dan niet…’

Ik heb hier geen zin in. De vrouw kijkt naar haar zwevende hand en trekt hem schielijk terug. Haar gezicht verstrakt. ‘Nou, ik ben toevallig wel je nieuwe buurvrouw’, zegt ze, ‘maar oké, dan niet…’
Ze maakt een wegwerpgebaar en loopt weg. Ik ben in verwarring. Verbluft. ‘Sorry, dat wist ik niet,’ stamel ik.
Ik zie haar weglopen. Mijn nieuwe buurvrouw? Met een map onder haar arm? Een buurvrouw die vraagt naar de hoofdbewoner van nummer 12? Ik ontsteek in woede, ze is de hoek al om, ik ren haar achterna…
‘Je liegt dame,’ schreeuw ik als een viswijf door de anders zo rustige buurt, ‘mijn nieuwe buurvrouw, flikker op…’
Smalend kijkt ze achterom.

Met de stoom nog uit mijn oren bestel ik een minuut later online een aluminium deurplaatje: ‘NEE Géén Verkopers & Jehova’s. Collectanten mogen aanbellen. Kindjes ook. Al zal ik me dan niet meer laten afschepen met een appel óf een ei.

Ben Tekstschrijver

Wat zijn uw ervaringen met straatverkopers, commerciële bellers of verkopers aan de deur? Plaats uw reactie hieronder.

Deel dit blog

Reacties Geef een reactie

    1. Zeg je dat? Of doe je dat?
      Die collectanten gaan wel in hun vrije tijd, door weer en wind op pad voor een goed doel hè….
      Misschien wel aardig iets te geven….

      1. Aan collectanten geef ik altijd, alleen al omdat die mensen hun vrije tijd ervoor opgeven. En zelf loop ik voor het Diabetesfonds. Het gaat meer om contractachtige afspraken waar ik niet aan meedoe.

  1. Ha, ha, ha. Mooie blog weer Ben!

    Het zijn overigens geen Jehova’s maar Jehova’s getuigen. Want er is natuurlijk maar één Jehova. En als die persoonlijk aan je deur komt, nou dan weet ik niet of je daar bezwaar tegen hebt. Jou kennende zou het je zeker inspireren tot wederom een gouden blog. Edoch… laat dit de pret niet drukken. Ik wil geen taalnazi zijn. Geniet van je aluminium deurplaatje en hou ze van je lijf, die colporteurs 😉

    Blijf bloggen!

  2. Ha die Ben,

    Mooi stukje van iets waar wij ons allemaal aan ergeren volgens mij. En dan ben je nog vergeten de (Engelse) aannemer die ‘bij de buren het metselwerk volgende week gaat vervangen en een heel mooi prijsje kan bieden als je het gezamenlijk doet’.
    Gelukkig heeft mijn dochter ooit bij een zelfde soort bureau gewerkt als jouw zoon en weet ik de straattrucs dus ook. Zij stopte na een paar maanden nadat ze er zelf achter kwam dat ze geen geld wilde verdienen aan het slinks slijten van jaarabonnementen op het Nelson Mandela Fonds of dat soort mooie initiatieven.

    Dus tussen al die vreselijkheid heeft het geheel wel iets moois opgeleverd: iemand die bewust besloot dat geld minder belangrijk is dan een zuiver geweten.

  3. Ik val regelmatig voor de goedgebekte jongelieden die me weer een uitermate urgent doel aansmeren. Ik heb er mee leren leven en hoop dat het ergens terecht komt waar ik mee in kan stemmen. Als er weer eens berichten zijn dat er wel heel veel aan de strijkstok van de directeur van zo’n organisatie blijft hangen zucht ik nog eens en zet een andere zender op of zoek snel naar een bericht over echte problemen. Helpt vaak. En aan het einde van het jaar loos ik weer wat goede doelen (dat lukt soms moeilijk). Niet echt hoopgevend, zo’n gebrek aan ruggegraat.
    En dan loop ik elk jaar in september collecte voor KWF. Ik ben dus zelf ook zo’n goededoelen-typ.

    Dat compenseer ik dan weer met hele ingewikkelde discussies met Jehova’s (zodanig dat ze zelf soms in de war raken en ik ook), roepen tegen zo’n verkoper dat een wereld met kunststof kozijnen de hel op aarde is of zeg dat ik het liefst mijn dure energierekening hou omdat ik er zo aan gehecht ben. Kijk, op zulke momenten ben ik niet te temmen.

  4. Geweldig stukje, Ben.
    En zo herkenbaar.
    Collectanten en kinderen weiger ik nooit, maar al die contracten die ze je willen slijten is ook niet aan mij besteed!

  5. Ik: ‘Ik vind het een mooi en goed doel, maar we steunen al een aantal goede doelen, ergens moet een grens getrokken worden.’
    Verkoper: ‘Dat snap ik wel, maar u gaat mij toch niet vertellen dat u geen €6,- per maand kunt missen?’
    Ik: ‘Pardon?’

    Ik open de deur met lichte tegenzin.
    De verkoper: ‘Zo hey… zijn al die kinderen van u? Hoe oud bent u eigenlijk? Ik kan ook wel ‘jij’ zegggen.

    Waar bestel je zo’n plaatje?

  6. “Ik schrik altijd als onder het eten…” Hahaha 😂 ik zie het al helemaal voor me. Wat een lef hebben die mensen he.
    P.s. in ons crackie-soort-van-oud-studentenhuis doet de bel het niet. HEUY! Op het station of in de stad houden ze me wel eens aan maar dan zeg ik direct terwijl ik doorloop: “Ik ben al lid!” En dan krijg je nog een complimentje ook 😄

  7. In deze tijd een ei????
    Je hebt toch wel de appel genomen hè?!
    Ik heb me bij de Jehova’s getuigen op een lijst laten zetten dat zij bij mij
    niet aan de deur mogen komen! Zij lopen al jaren mijn deur voorbij. 😀

  8. Zoals altijd weer heel herkenbaar, Ben. Ik heb geen sticker, maar wel een doeltreffende oplossing voor deze bezoekjes.
    Natuurlijk geeft ik aan goede doelen; ik kies er daar een paar van uit en blijf ze meestal wel jaren trouw. De donaties doe ik automatisch via de bank.
    Welke doelen dat zijn is nu niet belangrijk, maar als er een mevrouw komt collecteren voor, ik noem maar een zijstraat, het Protestants Militair Tehuis, is mijn standaardantwoord: ‘Daar heb ik al aan gegeven’.
    De PMT-mevrouw tevreden en ik tevreden. En… mijn sperzieboontjes zijn bij terugkeer ook nog warm.

  9. Zo herinner ik me dat ik als klein, onwetend meisje de deur opendeed en met een vriendelijk ‘bedankt!’ de deur dichtgooide nadat een Jehova’s getuige mij een folder aanbood. Niet wetende dat we daarmee een potentieel doelwit waren geworden en de ellende daarmee begon heb ik nog lang van mijn ouders te horen gekregen dat ik nooit meer iets aan moest nemen van deze aanbellers. Wist ik veel :D!

    Heerlijke blog al sluit ik me wel aan bij Lieke: Winnie de Pooh ruil je voor niemand of niks, zelfs geen appel én een ei.

  10. Weer een leuk thema in deze blog Ben!

    Mijn zoons zijn 20 en verdienen beide het nodige door straatverkoop; wilt u 10 of 20 loten mevrouw? Daarom kijk ik tegenwoordig toch met enige compassie naar straatverkopers. Het is toch ook bewonderenswaardig hoe de betere te werk gaan. En met opdringerige figuren maken we toch lekker korte metten?

    En ach die bonuscultuur; stel je voor dat je de deur open moet doen voor een ongeïnspireerde zeurpiet met een vast salaris …

  11. Leuk blog.

    Ik wierf inderdaad voor Kika en Ronald McDonald Kinderfonds en dat werk hou je in de meeste gevallen niet heel lang vol. Toch is er wel een aantal punten (wat ik ook als ontkrachting tegen de mensen op straat zei) die ervoor zorgen dat deze irritante straatverkopers toch écht nodig zijn. Bijvoorbeeld de veelgestelde vraag: ‘Krijgen jullie hiervoor betaald en waarom gaat dat geld niet naar het goede doel?’.
    Het zou natuurlijk mooi zijn als mensen in rijen stonden om 8 uur per dag ergens op een plein mensen aan te spreken, die daar helemaal geen zin in hebben. Maar dit is niet het geval. Voor goede doelen zijn structurele giften voor onderzoeken en dergelijke veel stabieler dan de ad-hocinzamelacties (verder niks mis mee). Op een stabiele geldstroom kan een organisatie langduriger bouwen. De structurele donaties zijn voor goede doelen erg belangrijk en een zeer groot deel van die structurele donaties worden geworven op straat. Een gemiddeld donateurschap van Kika lag op 5 jaar. Dus 5 jaar 4 euro per maand. Als je het goed doet, schrijf je meerdere mensen op een dag in en is het bedrag dat je er persoonlijk aan verdient zeer minimaal ten opzichte van de waarde voor het goede doel.
    Mensen steunen vaak goede doelen omdat ze er persoonlijk met familie of vrienden mee te maken hebben gehad. Niemand staat ’s ochtends op en zegt: laat ik vandaag eens Kika gaan steunen. Daar zijn dan ‘straatverkopers’ of andere campagnes voor nodig om af en toe dat zetje in de rug te geven. Uiteraard pas je verkooptechnieken toe. Er zijn zeker irritante straatverkopers en ik loop er zelf ook vaak langsheen, maar ze zijn wel degelijk van grote waarde voor dit soort goede doelen.

    Wel was ik blij dat ik wierf voor doelen waar ik zelf ook achter stond, zoals Kika en het Ronald McDonald Kinderfonds.

  12. Hoi Ben,
    Al veel van je blogs gelezen, erg leuk!
    Nu ook maar eens reageren dan:
    Van aanbellende deur-aan-deur verkopers heb ik al vele jaren geen last. Eerlijk gezegd dacht ik dat die uitgestorven waren totdat ik van de zonen van Gerhard hoorde dat dit beroep nog wel degelijk heel enthousiast en lucratief wordt uitgeoefend.
    Van aanbellende Jehova’s getuigen heb ik ook geen last. Die staan bijna elke dag keurig in pak of jurk incl. mobiele reclamezuil en totaal niet opdringerig op de brug tegenover mijn huis.
    Collectanten bellen wel regelmatig aan, maar dat ervaar ik niet als last, integendeel.
    (heeft waarschijnlijk vooral te maken met mijn verleden als collectante)
    Maar ook ik heb soms vervelende aan bellers… de pakket bezorgers van de online aankopen van buren die weinig thuis zijn. De bezorger wil natuurlijk wel graag zijn pakketje heel snel lozen( want tijd is geld) en belt soms aanhoudend aan …… totdat ik hem/haar dwingend vraag dit nooit meer te doen!
    Last is een groot woord…… maar ik heb hinder van online- in plaats van deur-aan-deur verkopers!

    P.S één prangende vraag aan jou Ben, hoe zou je gereageerd hebben als een vrouw type “de vrouw voor Luke” je dit geflikt had?

  13. Aan mijn deur:

    1. Mijn man en ik scheiden kennelijk een soort anti-feromoon af waardoor JehoGuiten mijn deur stilletjes voorbijgaan, maar opvallend genoeg wel bij alle andere buren aanbellen! Ik vind het zo gek! Ik heb nog gekeken of er een sticker op mijn deur staat met daarop de tekst ‘Pas op, hier wonen twee volslanke oude grijze homo’s. Handen wassen na aanbellen’, maar ik kan niets ontdekken.

    2. Bedelende kinderen krijgen in de regel van mij het advies om aan papa of mama te vragen wat pedoseksualiteit is. Het is link maar wel effectief! Alleen met Oud en Nieuw gaan de deur en portemonnee wijd open, en wat heb ik de pest in als we in zo’n oplichter trappen.

    4. In afblaffen, zeker tijdens het eten, ben ik bijzonder bedreven. De moeder van een collega (wist ik toen niet) probeerde het een keer. Het was voor een of ander vaag fonds! Sindsdien blijft zij op de grens van mijn voortuin staan met haar bus in de hand. Zenuwachtig roept zij als zij mij ziet: ‘Ja, u doet hét niet hé?’

    5. Vroeger kon je nog dekens aan de deur kopen of je messen laten slijpen. Dat was pas lollig! Nu energie, kaarten voor zuster Angelique, steunkousen voor Zimbabwe, abonnement voor een krant of zelfs een kortingskaart à la €25,- voor een net geopend Turks restaurant.
    Mijn man viel op het verkopertje van die kaart. Verkopertje pakte hem in. Voor de goede orde, verkopertje was wel jong, maar duidelijk meerderjarig én hij bleef op de drempel staan.
    We hebben nooit Turks gegeten.

    6. Vandaag in het nieuws: collectebus met pinautomaat.

    7. Verder wil ik graag melden dat op mijn gastentoilet een prachtige collectebus staat met een kleine boodschap erop: ‘1905 -voor de wijkkopbouw – ds. Fernhout’. De bus is van zilver, wat ik wel een beetje een contradictie vind, een bus van zilver! In het verleden heeft een arme sloeber het ding gemolesteerd, maar de dominee heeft hem zelf weer gerepareerd, denk ik. Dat maakt deze bus tot een charmant ‘object de toilet’, een zogenaamd ‘conversation pies’. Overigens zijn mijn gasten krentenkakkers!

    8. Rest mij nog te vragen waar jij die foto van wethouder Hekking vandaan hebt gehaald?

  14. Ben, weer zo’n hartekreet die ik kan invoelen. Waar ik destijds (toen ik nog in Tergooi werkte) een ontzettende hekel aan had, was dat -ter hoogte van de Hilversumse Hema- altijd maar dan ook altijd jonge mensen stonden die je iets aan wilden smeren. Of het nu ging om een ochtendkrant, een donatie voor een waterput in Namibie of geld voor een schooltje in Albanie: je kon er niet omheen. Reden waarom ik de nodige trucs heb aangeleerd. Het begon ermee dat ik zogenaamd snel naar de trein moest, maar dan moest ik ook zichtbaar half hollend verder gaan. Ik heb ook een lange tijd beleefd de verhalen aangehoord om uiteindelijk op een halfslachtige manier af te haken. Geen tijd mompelen en de blik op oneindig zetten was tenslotte ook onbevredigend. Nu heb ik een hele simpele doch onsympathieke reactie. Ik zeg beleefd maar beslist dat ik totaal maar dan ook helemaal geen interesse heb, hetgeen me laatst op het predikaat “verwend kutwijf” kwam te staan. Die term was al zeer lang niet meer op mij van toepassing geweest. Het zij zo!

  15. Het zijn meedogenloze praktijken, dat blijkt wel, het gezegde voor een appel en een ei bestaat al sinds mensheugenis. En die immer irritante bel, die hoort boven een bar te hangen, niet naast een voordeur. Goed verhaal, Ben!

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *